top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverHerbert Stegeman

De Merovingers

Bijgewerkt op: 7 mei 2020

Volgens Gregorius in zijn Historia Francorum zijn er geen koningen bij naam bekend bij de eerste Franken na de Romeinse periode in noordwest Belgica. De hier bedoelde Franken, volgens Gregorius afkomstig uit de gebieden oost van de Rijn, hadden hun kerngebied gevestigd in de streek Thoringorum, in gouwen en nederzettingen. Aldaar regeerden langharige leiders die behoorden tot de vooraanstaande adellijke Germaans-Frankische families. Het lijkt dat dit vanaf rond 430 geplaatst kan worden. De door Ammianus Marcellinus genoemde Salios Francos zijn dit dan niet geweest, die zaten er immers reeds en mogelijk waren ze opgegaan in de Frankische nieuwkomers. De benaming Salios wordt verder in de historie niet meer vermeld. Hier wordt vermoedelijk een gebied algemeen west van het Kolenwoud gemeend, waarin Doornik, zoals uit latere gebeurtenissen kan worden opgemaakt. In voorkomend geval werkten deze leiders samen onder een gekozen oorlogsleider.

Van 433 tot 450 AD was magister millitum (opperbevelhebber) Flavius Aetius de belangrijkste functionaris van het West-Romeinse Rijk in Gallia en Hispana. Keizer was Flavius Placidus Valentinianus III die regeerde van 425 tot 455. De politiek van Flavius was gericht op het versterken van de Romeinse macht in Gallia en Hispana.

De eerst bekende Frankische leider Chlodio zetelde in het castrum Dispargum in zijn domein Thoringiorum. Chlodio stuurde vanuit Disbargum verkenners naar de stad Camaracum. Gregorius schrijft in zijn Historiae Francorum; “In his autem partibus, id est ad meridianam plagam, habitabant Romani usque Ligerem fluvium”. In de landstreek ten zuiden van de versterking Dispargum wonen de Romeinen tot aan de Loire. Hiermee is welzeker bedoeld het gebied dat gelegen is zuidelijk van de ruime regio Doornik. In de Romeinse consullijsten kunnen we lezen dat de Frankenkoning Theudomer, de zoon van de overleden Richimer en zijn moeder Ascyla met het zwaard waren omgebracht. [1] Zij vertellen ook dat toentertijd Chlodio, een man van hoge afkomst onder zijn volk en begiftigd met vele kwaliteiten, koning van de Franken was en leefde in het Castello Disbargo in Toringorum. In deze streken, dat wil zeggen iets meer naar het zuiden, woonden de Romeinen tot aan de rivier de Loire. Aan de overkant van de Loire heersten de Goten. De Bourgondiërs, die de ketterij van Arius aanhingen, woonden aan de overzijde van de Rhône, in een gebied vlak bij de stad Lyon. Chlodio zond verspieders naar de stad Camaracum (Cambrai/ Kamerijk). Nadat zij alles te weten waren gekomen, volgde hij hen. Hij versloeg de Romeinen verpletterend en nam de stad in. Hier bleef hij korte tijd, waarna hij al het land tot de rivier de Somme bezette. Volgens sommigen zo schrijft Gregorius van Tours, stamde koning Merovech, die de vader was van Childerik, uit dit geslacht. Hoewel er veel over de Franken is geschreven wordt er nergens een melding gemaakt van een koning of regis. [2]

Vervolgens viel hij de stad Cambrai/ Kamerijk (Camaracum) aan, waar hij alle ‘Romeinen’ liet ombrengen. Daarna veroverde hij het gehele gebied tot aan de Somme en wat nu de grens werd tussen de Franci en de Gallo-Romeinen. Chlodio en andere leiders zouden verrast zijn door de Gallo-Romeinen onder Flavius Aetius nabij de vicus Helena (omgeving Arras?) en verslagen. Ondanks de nederlaag bleef het gebied van het huidige België en Noord-Frankrijk noord van de Somme min of meer onder controle van de Franken.

In 451 AD wist de bevelhebber Flavius Aetius, die zich nu in het Romeins-Gallische gebied bevond, de Franken te bewegen mee te vechten tegen de Hunnen. Als bondgenoten streden zij in 451 AD mee aan de zijde van Aetius tegen de Hunnen tijdens de slag op de zgn. Catalaunische Velden bij Chalons sur Marne. Aangenomen wordt dat Merovech als aanvoerder van de Frankische troepen daarbij aanwezig was. Merovech volgde Chlodio op rond 448. Childerik/Childeric I (435-482) was koning der Franken vanaf omstreeks 456. Gregorius van Tours schrijft dat hij trouwde met Basina die haar man Bisinus verliet. Uit dit huwelijk werd Chlodovech/Clovis geboren omstreeks 463. Childerik I stierf rond 481/482. Het rijk werd toen kennelijk aangeduid als “Chlodovechus rex”en hij is daarmee de eerst bekende koning der Franken.[3]

Turnacum (Tournai/ Doornik) blijkt een belangrijke civitas. Het wordt de rustplaats van de Frankische leider Childerik I (Childeric), de vader van koning Chlodovech (Clovis I). Dit laat zien dat de plaats een belangrijke plek innam binnen deze familie. Ze hadden in Turnacum hun koninklijke zetel (sedes reges) voordat deze later naar Soissons en Parijs werd verplaatst. Met rustplaats wordt geen traditioneel graf bedoeld, maar een graf in een tumulus met een doosnede van ongeveer 20 meter. Het graf werd in 1653 aangetroffen met een goudschat waaronder een ring met de inscriptie Childirici regis, voorts bleken er eenentwintig paarden in te liggen. De goudschat kwam in handen van de Oostenrijkse aartshertog Leopold Wilhelm, die in 1653 regent was van de Spaanse Nederlanden, en kwam terecht in Wenen, Ze werd later als gift gegeven aan Lodewijk XIV, die de voorwerpen weer doorgaf aan de Bibliothèque Nationale. Daar is de schat in 1831 gestolen, zodat alleen de replica’s resteren die eerder in Wenen waren gemaakt.

Gregorius van Tours; ‘Dit volk van de Franken schijnt zich steeds aan afgoderij te hebben overgegeven. Zij erkenden God niet, maar maakten zich voorstellingen van bossen en wateren, van vogels en van wilde dieren en van andere elementen. Die vereerden zij in de plaats van God en daaraan brachten zij offers.’ Ze begroeven hun koningen op de oude manier in een grafheuvel (tumulus).[4] Het is de enige grafheuvel uit de Laat-Romeinse periode en de volksverhuizing door stammen die aan een historisch persoon kan worden gelinkt.

Gregorius van Tours schrijft over de Frankische koning Chlodovech/ Clovis I die het rijk uitbreidde over een groot deel van het huidige België, Zuid-Limburg en Duitsland tot Keulen en grote delen van Frankrijk. Clovis I schakelde concurrerende Frankische leiders uit en verkreeg de alleenheerschappij. In 486 versloeg Clovis I de 'Romeinse' krijgsheer Syagrius bij Soissons en nam diens gebied over. Syagrius vluchtte naar de Visigotische koning Alarik II. Maar deze zond hem geboeid terug naar Clovis, die Syagrius liet executeren. Het Frankische rijk (Francorum) strekte zich nu uit tot aan de Loire. Koning Clovis I (rex Francorum) bracht zijn hofhouding over naar Lutetia (Parijs) en het hele gebied van Gallia erfde uiteindelijk de naam "Francia" van hun nieuwe heersers. Komend uit het huis van Merovech wordt hij beschouwd als de stichter van de Merovingische dynastie die heerste over de Franken voor de volgende twee eeuwen. In 491 versloeg Chlodovech/Clovis I een leger van de Thüringers die hierna ook zijn gezag erkenden.

In 496 drongen de Alamanni het gebied van Sigibert, leider van de Ripuarische Franken met hoofdplaats Keulen, binnen die om hulp vroeg aan Chlodovech/Clovis I. Zijn voornemen om de Rijn over te steken bij Keulen en vervolgens de Alemanni in de rug aan te vallen werd niet uitgevoerd. Hij trok vervolgens op in de richting van Tolbiac (Zülpich). Volgens de overlevering zou Chlodovech hier een belofte gedaan hebben aan de god van zijn katholieke vrouw Clothildis/Clothilde, dat als hij de slag won, hij zich zou bekeren tot het christendom. Clothilde, was een Bourgondisch-Gotische prinses die ondanks het Arianisme dat haar aan haar eerdere hof omringde, katholiek was. De veldslag verliep moeizaam voor de Franken tot de vorst van de Alemanni de dood vond en er chaos ontstond onder de Alemanni. Chlodovech zag hierin een teken dat de goden van de Alemanni machteloos waren. Vorst Sigibert raakte gewond aan zijn knie en werd vervolgens Sigibert de Lamme genoemd. De verslagen Alemanni werden over de Rijn naar het zuidwesten van Duitsland verjaagd. In Raetia stuitten de achtervolgende Franken op het leger van de Ostrogotische koning Theodorik en keerden daarop terug. De gevluchte Alemanni werden opgenomen in het Ostrogotische Rijk. Het grondgebied van de Alemanni viel in handen van de Franken en de achterblijvers werden geïntegreerd in het Frankische Rijk. Chlodovech/Clovis I liet zich op Kerstdag 496 te Reims dopen (door bisschop Remigius) waarna het christendom de staatsgodsdienst van het Frankische Rijk werd. Met deze overwinningen begon tevens de tijd van de Frankische overheersing door het Merovingische Huis over de Germaanse stammen ten oosten van de Rijn.

Mogelijk stelde Clovis I de Lex Salica op, het betreft het grondbezit (salica) van de vorst en hoe de bevolking zich diende te gedragen (strafwet). Hierin werd het gebied beschreven tussen het Kolenwoud en de Loire hetgeen past bij het toenmalige gebied van Clovis I aleer het rijk naar het oosten werd uitgebreid. De Lex Salica heeft daarmee niet van doen met de Salios Francos.

De Civitas van Tongeren komt onder Merovingisch bestuur

Chlodovech (Clovis)[5] was de zoon van Childeric en een kleinzoon van Merovech. Hij regeerde vanuit Turnacum (Tournai/Doornik). Hij had zich ontdaan van al zijn rivalen en hun plaatsen ingenomen. Gregorius van Tours vermeld dat Clovis in zijn tiende jaar van zijn regering de strijd aanging met de Thoringi, die zijn noordgrenzen bedreigden. Deze Thoringi zijn de Franken die in het gebied van de voormalig Tungri/Thoringi (Tongeren) woonden. In deze periode wonen er nauwelijks mensen in deze regio. Dat is ook bewezen uit de archeologische bevindingen in het gebied. Het heeft er alle schijn van dat het gebied grotendeels is ontvolkt. Het abrupte einde van zwaardgraven in deze regio duidt erop dat er een verandering is geweest die ervoor heeft gezorgd dat de manier van begraven met een zwaard als grafgift was beëindigd. Deze manier van begraven had nog wel zijn vervolg in het gebied van Turnacum. Nadat Chlodovech (Clovis) deze gebieden onder zijn controle bracht, kwam de voormalige civitas Tungrorum rond 491 onder het bewind van wat wij het Merovingische vorstenhuis zijn gaan noemen. Daarna zijn de ogen van Chlodovech (Clovis) tussen 509 en 511 op de gebieden in het oosten gericht en veroverde hij de streken langs de Rijn en ook de voormalige Romeinse Metropool Colonia Claudia Ara Agrippinensium (Keulen).

Het gebied moest worden uitgebreid om de leidende rol te kunnen blijven houden boven de andere leidende groepen in het kerngebied van de Merovingers. Het gebied van de Maasregio blijkt in de tijd van Chlodovech (Clovis) (481-†511) en ook in de tijd van zijn regerende zonen van ondergeschikt belang te zijn geweest. Dit beeld komt ook naar voren uit nederzettingsonderzoek. Voor zover er uit archeologisch onderzoek iets bekend is over nederzettingen uit de laat-Romeinse tijd in de Maasregio, blijkt dat ze tot de 5e-eeuw bewoond zijn geweest. Daarna worden ze verlaten of verplaatst. Dit geldt niet voor het Frankische kerngebied rond Picardië. De Maasregio lijkt grotendeels te zijn ontvolkt volgens het onderzoek van Theuws e.a. Rond 406 waren de Vandalen een Germaans volk dat door de Hunnen in de verdrukking was gekomen. Ze zijn vanuit het gebied van Pannonië vertrokken. De Germaanse Sueben sloten zich bij hen aan. Gregorius van Tours schrijft hierover in zijn Historia Francorum.[6]

In 496 dringen de Alamanni het gebied van Sigibert, de leider van de Ripuarische Franken met als hoofdplaats Keulen, binnen. Hij vroeg Clodovech (Clovis I) om hulp. Deze verdreef de Alemanni en behaalde de overwinning. Het gebied van de Ripuarische Franken werd aan het Rijk van Clovis I toegevoegd. Het gebied gelegen tussen de Maas en het Kolenwoud behoorde ook hiertoe.

Voor zover er uit archeologisch onderzoek iets bekend is over nederzettingen uit de laat-Romeinse tijd in de Maasregio, blijkt dat ze tot de 5de eeuw bewoond zijn geweest. Daarna worden ze verlaten of verplaatst. De Maasregio lijkt grotendeels te zijn ontvolkt volgens het onderzoek van Theuws e.a. Het gebied was weliswaar zeer schaars bevolkt doch de hierin gelegen plaatsen Tongeren en Maastricht kenden een bewoning vanaf de Laat-Romeinse tijd.

Volgens archeologische bevindingen was de Laat-Romeinse ommuring nog tot in de vroege middeleeuwen intact. Vondsten wijzen erop dat er in de Merovingische en Karolingische periode menselijke aanwezigheid geweest is. Onder de O.L.V.-basiliek werd een Laat-Romeinse basilica aangetroffen die naar alle waarschijnlijkheid reeds fungeerde als een vroegchristelijke kerk en in de vroege middeleeuwen ook als zodanig diende. Uit de ondergrond van de basiliek kwamen 380 graven tevoorschijn. Deze konden opgedeeld worden in 3 groepen: een vroegmiddeleeuwse (6de - 9de eeuw), een volmiddeleeuwse (10de -12de eeuw) en een laat- en postmiddeleeuwse groep (13de -18de eeuw).[7]

De Schatkamer moest gevuld blijven

Over het belang van rijkdom staat veel te lezen in de Historia Francorum van Gregorius van Tours. Vooral het belang van het bezit van een thesaurus of schatkamer. De schat bestond dan ook voornamelijk uit kostbare metalen en was belangrijk om een status hoog te houden. Had een vorst of heerser een schat dan kon hij zijn vrije volgelingen betalen om hem te ondersteunen. Er konden ook steekpenningen of een bruidsschat mee worden betaald.[8] In de 6de eeuw waren oorlogsvoering, overvallen en plunderingen een voorname bezigheid van de lokale aristocratie om hun rijkdom en schatkamer op peil te houden. Het overvallen van bezittingen van andere edelen had tot doel om buit te vergaren. Dit was niet alleen in de vorm van geld. Ook vee werd geroofd of kleding en slaven.[9] Verschillende keren worden er schriftelijk opmerkingen gemaakt dat er wordt geplunderd.[10] Dat het vee werd geroofd heeft niet allen met waarde van het vee te maken. In sommige perioden breekt er grote vee sterfte uit waardoor er nauwelijks meer dieren zijn.[11] Al dit geplunder en oorlogsvoering in de eerste helft van de 6de eeuw vond plaats tegen de naburige stammen van de Franken. Deze manier van oorlogsvoering betekende dat ze rijkdom konden verzamelen en macht konden winnen. De Franken werden ook weleens glansrijk verslagen in hun oorlogsvoering door onder andere de Longobarden[12]en de Goten.[13]

[1] MGH, Scriptores rerum Merovingicarum (SS rer. Merov.), 1,1: Gregorii Turonensis Opera. Teil 1: Libri historiarum X, liber II, c 9, pp. 52-58 [2] MGH, Scriptores rerum Merovingicarum (SS rer. Merov.), 1,1: Gregorii Turonensis Opera. Teil 1: Libri historiarum X, liber II, c9, pp. 52-58 [3] HF, liber III. 12. De Childerico rege et Egidio [4] MGH, Scriptores rerum Merovingicarum (SS rer. Merov.), 1,1: Gregorii Turonensis Opera. Teil 1: Libri historiarum X, liber II, c10, pp. 58-60 [5] Chlodovech en Clovis, Clovis is de verlatiniseerde versie van de Frankisch Germaanse naam Chlodovech. De latere Franse vorsten nemen de naam Louis aan. De etymologie van Louis gaat terug op die van cLOVIS (Louis). [6] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber II, pp. 61-62 De toponiem Toringiam wordt door Duitse en Nederlandse historici veranderd in Thuringiam en Thuringam. Deze toponiem komt in het origineel niet voor en is van veel latere datum. Ook de beschrijving ten opzichte van de rivier de Loire in Gallie past niet bij het Duitse Thüringen. [7] Historische stadskern van Tongeren, inventaris archeologisch erfgoed / archeologische zone, ID: 140056, https://id.erfgoed.net/erfgoedobjecten/140056 (2010-2014) [8] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber IV, c. 28, pp. 160-161. Chilperik kreeg de hand van Galsvintha, de zuster van Brunhilde. Hij liet zijn gezanten zeggen dat hij de andere vrouwen weg zou sturen, als hij het zou mogen beleven een koningsdochter te trouwen die van gelijke status was als hij. Haar vader geloofde wat hij zei en zond zijn dochter met een grote bruidsschat naar hem toe, precies zoals hij met Brunhilde had gedaan. [9] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber III, c. 10, pp. 106-107 [10] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber IV, c. 31, pp. 163-166 [11] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber IV, c. 31, pp. 163-166 Na deze ramp brak er een besmettelijke ziekte onder het vee uit, zodat er nauwelijks nog een dier in leven bleef. Het was iets bijzonders als men een jonge stier of vaars zag. [12] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber IX, c. 25, pp. 444-445 [13] MGH SS rer. Merov., 1,1: Gregorii Turonensis Opera Teil 1: Libri historiarum X, Liber IX, c. 31, p. 450

89 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Proloog

Post: Blog2_Post
bottom of page