top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverHerbert Stegeman

Proloog

Bijgewerkt op: 8 mei 2020

Het heeft mij al zeer lang verbaasd dat er in de Lage Landen zo weinig samenhang is tussen de historiografie en de andere disciplines als oorkondeleer, paleografie, chronologie, zegelkunde, archeologie, numismatiek, geologie en linguïstiek. Ik lees geschiedkundige verhalen, en controleer daarbij voetnoten en bronnen die de auteurs aan de lezer toont. Veelal is dit niet bevredigend en ontstaat er na het lezen meer verwarring en roept het vragen op als; ‘over hoe de geschiedenis zich nu werkelijk heeft afgespeeld’? Deze verwarring van misstanden wijt ik aan misinterpretaties van teksten en bronnen die als een gevolg van het steeds verder voortborduren op ontstane speculaties een geheel eigen leven zijn gaan leiden. Laat ik dit maar het voetnotensyndroom noemen. Ze is soms hardnekkig en funest. De verantwoording wordt namelijk altijd afgeschoven door punctueel naar de voorgaande onderzoekers te verwijzen. Historici bouwden verder op de vaak politiek beïnvloede teksten van eerdere publicisten. Hierdoor ontstaat er een fragmentarisch historisch beeld dat voor mij niet voldoet aan de vereisten van logica en samenhang.

Historici zijn traditioneel gezien klerken, ‘handelaren van het geschreven woord’. Dit heeft ertoe geleid dat ze bevoorrechte schriftelijke documenten en bij gevolg daarvan segmenten van de samenleving hebben, die ze als representaties laten voorstellen van dat wat belangrijk is in de samenleving als geheel. De onevenredige bezorgdheid over autoritaire geschriften heeft ertoe geleid dat historici diepgewortelde vormen van sociale hegemonie reproduceren. Ondanks pogingen om dergelijke barrières te slechten, is de intellectuele arbeid van deze klerken ofwel historici gevestigd in zijn schrijfkring. Deze geschreven geschiedenis plaatst zich op de eerste plaats op mensen die het zelf hebben geschreven, op zo’n manier, dat histo-geografische werken een sociaal-culturele tautologie versterken tussen hun auteurs (een geleerde groep), hun objecten (boeken manuscripten, enz.) en hun (gecultiveerde) publiek’.[1]

De professor wordt tegenwoordig gedreven in de richting van popularisatie, gericht op het ‘grote publiek’, terwijl de specialist verbannen wordt uit kringen van consumptie. De historische productie wordt gedeeld tussen literair werk dat gezaghebbend is en wetenschappelijk esoterisme dat onderzoek voortbrengt. Het gepubliceerde artikel of boek is zowel een resultaat als een symptoom van de groep die als laboratorium functioneert. Zoals machines in een fabriek worden geproduceerd, is de historische studie gebonden aan een complex van specifieke en collectieve fabricage, meer dan dat het een effect is van een persoonlijke filosofie of de wederopleving van een verleden realiteit. Het is het product van een plaats.[2]

De resultaten van deze studie naar de vroegmiddeleeuwse geschiedenis van het bisdom Traiectum, en de ‘sedes episcopalis’ ofwel ‘bisschopszetel’, is het resultaat van een omvangrijk onderzoek naar oorkonden, diploma’s en kronieken in relatie tot de eerdergenoemde wetenschappelijke disciplines. Ik heb een poging gedaan om zoveel mogelijk primaire en secundaire bronnen te achterhalen betreffende de oude bisschoppen van Tongeren die sedert de Merovingische vorsten in Traiectum/ (du) Treht (Maastricht) zetelden tot aan de splitsing van dit Traiectenser bisdom tussen 695 en 705 tijdens de Pippinidische periode.[3] Waarbij de nieuwe bisschopszetel in het oude Koninklijke Domein Treht (Maastricht) terecht kwam en dienstdeed voor de nieuwe missiebisschop die de noordelijker gelegen nieuw veroverde gebieden moest missioneren. De andere bisschoppelijke zetel kwam in de vila Leodicum (Luik) als voortzetting van het oude bisdom van Tongeren in Traiectum (du Treht/Maastricht). Ten tweede de periode vanaf de splitsing in 705 tot de onstuimige Lotharingse periode waarin de bisschop van (du Treht) Traiectum haar machtige Rijksabdij van Sint Servaas teloor zag gaan onder het bestuur van lekenabten die lucratief handelden met de inkomsten en rijkdommen en oorlogen over dit kroondomein. Ten derde de verplaatsing van de bisschopszetel vanuit Traiectum (du Treht) (Maastricht) naar Deventer vanwege de onstuimige situatie in Lotharingen. Ten vierde de tijd van de eerste ontginning en bepoldering van de woeste veengebieden en waterrijke gebieden in het noorden en westen van de Lage Landen met behulp van de Abdijen uit Gent en zodoende invloed van de koning en adel uit West Francië enerzijds en de noordwestelijk georiënteerde politiek van de Duitse keizer met de stichting van ut Treht (het Treht) aan de oude Rijn met een kathedraal en klooster en grote grondschenkingen door de keizer aan deze nieuwe vroeg 11de -eeuwse stichting.

Hiervoor heb ik de primaire en secundaire bronnen met elkaar vergeleken en spreekwoordelijk als een blauwdruk over elkaar gelegd. Er zijn diverse historische publicaties over het bisdom Traiectum, maar kennelijk is er nooit eerder een verband gelegd tussen de veel latere in Utrecht ontstane 11de -eeuwse en 12de -eeuwse teksten waarvan de inhoud de zogenaamde vroegmiddeleeuwse periode van Traiectum beschrijft enerzijds en het aantal ‘schaarse’ beschikbare contemporaine bronnen uit de Vroege Middeleeuwen over het bisdom Traiectum (Maastricht) anderzijds. Hierdoor heeft dit onderzoek nogal verrassende resultaten opgeleverd voor eventuele vervolgstudies over de geschiedenis van dit bisdom Traiectum en de relatie met de plaatsen Maastricht, Luik en Utrecht en haar omgeving.

Het is van belang om naast het geschreven woord ook tastbare vormen als bewijs te kunnen opvoeren. Vanuit de numismatiek ofwel muntkunde in de 19de eeuw en vanuit de archeologie in de 20ste en 21ste eeuw, zijn er belangrijke ontdekkingen gedaan over tastbare bewijzen dat het vroegmiddeleeuwse Traiectum zich niet in Utrecht maar in Maastricht zou hebben afgespeeld. De Nederlandse wetenschappers waren vanaf het begin van de 18e eeuw geneigd munten met TRIECTO FIT toe te schrijven aan Utrecht als een Frankische-Austrasische bisschoppelijke stad. Echter heeft de archeologie bewezen dat de drie grootste steden waar werd gemunt voor het Frankische deelrijk Austrasië de steden Reims, Metz en Maastricht waren. Maastricht ofwel ‘du Treht’, zoals ze in het frans de taal van het hof werd gesproken, had voor zover bekent vanaf Romeinse tijd een belangrijke passage (Traiectum) over de Maas. Het was sinds de 7e eeuw de zetel van de bisschoppen van Tongeren en bezat naast de belangrijke Rijksabdij van Servaas ook een koninklijk palatium, zoals blijkt uit de stempels van sommige munten van de muntmeester Godofredus.[4]

Tot aan de 20e eeuw werden door de Nederlandse wetenschappers deze gevonden oude munten niet aan Maastricht toegekend. Het munten zou namelijk volgens de wetenschap als sinds de Romeinen in Utrecht hebben plaatsgevonden. Een gegeven dat nooit archeologisch is bewezen maar haar ontstaansverhaal heeft gekregen door de 17de -eeuwse historieschrijvers. Sindsdien heeft dit verhaal een hardnekkig voorbestaan waar we moeizaam vanaf kunnen. De wetenschap heeft in de 20e eeuw dit feit moeten corrigeren en uiteindelijk bevestigd dat het munten of muntslag in Maastricht had plaatsgevonden. Hiermee werden de tastbare archeologische feiten aan Maastricht toegeschreven. Lees goed! De archeologische feiten, maar nog niet het overgebleven geschreven materiaal.

Het geschreven 17de en 18de -eeuwse materiaal werd destijds gebruikt om deze stellingen over de munten en daarmee ook de geschiedenis te verdedigen. Doordat ze echter aan de verkeerde plaats werd toegeschreven ontstond er een grove fout in de geschiedschrijving. In publicaties over de TRIECTO FIT munten werden de verhalen van de Merovingische koningen en het Karolingische vorstenhuis verbonden aan Utrecht en deze zijn sindsdien hier nooit meer van losgemaakt. Terwijl de feitelijke tastbare bewijsvoering van het munten in de muntstad Maastricht wel werd losgekoppeld van Utrecht.

Mondjesmaat geeft men toe dat Maastricht een belangrijke Karolingische plaats was en ook ten tijde van de Duitse Keizers. Maar erg diep gaat men er niet op in. Omdat de zogenaamde bewijsstukken die hiervoor dienen, door de wetenschap aan Utrecht zijn toegeschreven. Ondanks dat men het archeologische tastbare bewijs van het munten wel had erkent, heeft men de historische bronnen toch op Utrecht laten berusten. Helaas is men nooit op de gedachte gekomen om deze literatuur te gaan onderzoeken, om de fouten te herstellen en de geschiedenis correct te herschrijven. De complete geschiedenis van het oude Traiectum of Treht (Maastricht) vanaf de Merovingische tijd werd klakkeloos overgenomen en blijft toegeschreven aan Utrecht.

Bewust heb ik ervoor gekozen om de oudere historische literatuur uit de afgelopen eeuwen ook mee te nemen in het onderzoek. Met de kennis van nu, wetende dat er veel onjuistheden en speculaties tijdens het schrijven van deze 17de -eeuwse publicaties zijn ontstaan, worden deze auteurs toch in voetnoten als bron opgenomen in de jongere 18de -eeuwse en 19de -eeuwse publicaties. Waarna deze publicaties weer een verwijzing krijgen als ze worden opgenomen door 20ste -eeuwse auteurs. Ook het gerenommeerde Duitse Monumenta Germaniae Historica wat onder haar naam honderden publicaties voortgebracht, heeft interpretaties van de inhoud van oorkonden gemaakt met behulp van literatuur uit de 17de- en 18de eeuw. De van oorsprong in het Latijn geschreven plaatsnamen kregen door de historici een vertaling in meer hedendaagse topografische namen, die ze dachten te kunnen reconstrueren met behulp van de literatuur van deze oudere kroniekschrijvers uit de 17de en 18de eeuw. Het interpreteren van plaatsnamen en waar deze topografisch zouden kunnen hebben gelegen is van alle tijden. Maar om als wetenschapper een topografische plaats te duiden alleen aan de hand van kroniekschrijvers en taalkundige vergelijkingen is dit niet juist. Ik zal dit later aantonen aan de hand van o.a. interpretaties door Moritz Schönfeld. Hier is geen sprake van origineel bronnenonderzoek maar van de verantwoordelijkheid leggen bij oudere en eerdere auteurs.

Betreffende de ‘oude’ annalisten en kroniekschrijvers is het duidelijk dat ze elkaar hebben beïnvloed. Teksten zijn in vele gevallen te herleiden naar een oorspronkelijke schrijver of schrijvers. Bij kroniekschrijvers uit de verschillende eeuwen is het niet altijd duidelijk waar de door hen gebruikte bronnen en noten van afkomstig zijn. Het is bekend dat een groot aantal kroniekschrijvers afschriften (vidimussen) van oude teksten lieten maken en zo bewijsvoering voor geschiedenis verzamelden.

Bronkritiek werd destijds nauwelijks toegepast en zo blijkt dat gebeurtenissen middels hun teksten een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. Deze kregen een zodanig eigen ‘leven’ dat ze in vrijwel niets meer op de oorspronkelijke tekst lijken. Soms zijn verhalen geïnterpoleerd en hebben ze een nieuwe plek gekregen in een jongere tekst. Ontstane teksten werden afhankelijk van de interesse en kennis van de auteurs geïnterpreteerd en ook gebruikt in hedendaagse publicaties al dan niet met bronkritiek. Ik heb geconstateerd dat auteurs soms naar elkaar verwijzen middels voetnoten, maar de beschreven bronnen zijn niet altijd nader door hen onderzocht. Het vertrouwen in de kennis van een oudere schrijver en daarmee de verantwoording bij een eerdere publicatie te leggen, lijkt op een ziekte. Laat ik het voortaan maar het ‘voetnotensyndroom’ noemen.

Daarnaast kenden de Middeleeuwen zelf een bloeiperiode betreffende vervalsingen. Relieken van heiligen waren niet zo heilig als dat ze werden voorgesteld. Er bestaat genoeg hout van het heilige kruis om een redelijk kunstwerk mee te timmeren en van sommige heiligen bestaan meerdere hoofden of ongeloofwaardig veel vingerkootjes of anderszins beenderen. In de Middeleeuwen was de geestelijke stand er zeker niet afkerig van om kopieën en vervalsingen te maken. Zoveel vervalsingen zijn gemaakt tussen de 9de en de 14de eeuw waarbij het opvallend is dat in deze periode de ene vervalsing kennelijk de andere uitlokte. Een abdij kon bijvoorbeeld een claim op landerijen en overige bezittingen kracht bijzetten door een monnik een schenkingsoorkonde te laten vervaardigen. Zelfs werd wel een kroniek geschreven over het ontstaan van een bepaalde abdij. In een dergelijk geval reageerde een andere partij, die ook een claim op de genoemde landerijen en bezittingen opvoerde weleens door niet de onechtheid van die oorkonde te bewijzen. In deze situatie werd dan door die partij een ander vervalst document opgemaakt waarin bedoelde aanspraken waren opgenomen in hun voordeel.

Deze wat vreemde beredenering kan men alleen begrijpen als men weet dat deze periode een overgangsperiode is van een orale cultuur naar een schriftelijke cultuur. Transacties van grond tot onroerend bezit, en zelfs vererving, het werd allemaal door de ‘traditio’ overgebracht onder de aanwezigheid van opgevoerde getuigen. Men begon in al de tijd van de Merovingers en nog meer onder de Karolingers rechtshandelingen te noteren. Eerst alleen het nodige als een soort geheugensteun, later alles volgens standaardformules. Dit werd steeds verder uitgebreid tot dat het beschrevene als bewijskracht voor een rechtshandeling gold.

Met de overbrenging van het oude missie bisdom Traiectum/ du Treht (Maastricht) naar wat wij nu als Utrecht kennen, hebben de monniken en geestelijken haar bestaansrecht in de ontwikkeling van hun nieuwe missiebisdom bewust geënsceneerd met aanpassingen en vervalsingen van oudere oorkonden, diploma’s en annalen. De Nederlandse wetenschapper zal zeggen dat dit kort door de bocht is om dit zo te beweren. In deze publicatie zal ik de vervalsingen aan het licht brengen. De 17de en 18de -eeuwse kroniekschrijvers hadden zeker niet de mogelijkheden zoals wij ze nu hebben. Tijdens hun onderzoek werd daardoor nogal ‘ins Blaue hinein’ geïnterpreteerd. Feitelijk werd de vroegmiddeleeuwse periode in de noordelijke Lage Landen gecomponeerd en enkel onderbouwd met secundaire bronnen uit de 11de, 12de, 13de en 14de eeuw of zelfs nog jonger.

Mijn resultaten naar de vroegmiddeleeuwse geschiedenis aan de hand van de primaire en secundaire bronnen heeft opgeleverd dat de geschiedenis van Utrecht voor de bouw van de kathedraal door bisschop Adelbold II in de periode 1010 - 1026 geheel anders is dan dat de conventionele geschiedschrijving ons voorschrijft. Dit wordt ook ondersteund door de archeologie. Hierop kom ik verder in de publicatie ruimschoots terug.

Het is vrij complex om zo even zeer bondig weer te geven welke invloeden ervoor hebben gezorgd dat de vroegmiddeleeuwse geschiedenis van de oude plaats (Latijn) Traiectum, (Oudfrans) du Treht, (Oudnederlands in 1051) Masetrieht, (Nederlands heden) Maastricht voor een zeer groot deel is overgegaan naar de plaats Utrecht. Ook de naam is als een doublure meegegaan naar de nieuwe plek. Daarom moet ik een aantal van deze invloeden bespreken zodat het inzichtelijk wordt.

De politieke geschiedenis

Allereerst begint dit met de secundaire Utrechtse bronnen zelf, waarin oudere data en monogrammen zijn opgenomen als vidimus of afschrift en in een veel later periode zijn opgesteld. Door inzicht en kennis van nu kunnen we achterhalen dat sommige monogrammen of ondertekeningen van koningen en vorsten niet overeenkomen met de tijd van ondertekening. Tijd, plaats en persoon komen niet altijd overeen. Bij het opstellen van de secundaire bronnen in de 11e of 12e eeuw of jonger wist men niet altijd meer de juiste tijd, plaats en persoon aan de oorkonde te verbinden. Hierdoor trekken deze secundaire bronnen de aandacht en moeten ze zeer grondig aan recherche worden onderworpen. In de 16e en 17e eeuw bestond er nog geen historisch onderzoek en werden kronieken en annalen aan de hand van de toen bekende stukken geschreven. Veel schrijvers in de 18e en 19e eeuw schreven met een dichterlijke intuïtie zonder verder historisch onderzoek te doen. Men kende de kronieken en componeerde zo de geschiedenis als een mooie roman aan elkaar. Daarnaast voer ik enkele primaire geschreven bronnen op die het bewijs voeren dat de stad Maastricht, de oude bisschoppelijke stad Traiectum was, waar ook de beroemde missionaris Willibrord zijn zetel had staan. Hoewel het aantal primaire bronnen op één hand is te tellen, geeft dit voor mij naast de archeologische vondsten het bewijs dat Utrecht voor het jaar 1010 niet als bisschoppelijke stad heeft bestaan maar pas een aanvang heeft gekregen met de bouw en wijding van de kathedraal van bisschop Adelbold. Zelfs de naam Utrecht is pas van na deze datum en is meegekomen met de Traiectenser bisschop vanuit het zuiden.

Projecten als het Dom-Under in Utrecht hebben er alles aan gedaan om koste wat kost met veel investeringen het grote publiek te vermaken met deels 'misleidende' informatie. Waarbij het verhaal niets meer is dan een vermakelijk avontuur die de onwetende bezoeker meeneemt en onderdompelt in de schijnwereld van de zoals ik het minachtend ga noemen de canongeschiedenis van 2000 jaar Utrecht. Deze artikelen wil een tegengeluid bieden. Een geluid dat voortkomt uit authentiek onderzoek. Ik wil laten zien dat geschiedenis zo veel meer leuks te bieden heeft als je origineel onderzoek doet en je niet beperkt tot naschrijven en canon geschiedenis. Veel lees en onderzoek plezier.


[1] Michel de Certeau, (translate by Tom Conley) The writing of history, Columbia University Press, 1992, pp. 62-74

[2] Jeremy Ahearne, Michel de Certeau, Interpretation and its other, Stanford, California, 1995, pp. 15-25 [3] Pippinidische periode is de tijd na de Merovingische periode en voorafgaand aan de Karolingische periode. Het was de tijd van Pippin van Herstal (635-714) Ik noem het de Pippinidische periode omdat Pippin van Herstal de macht overnam in het Merovingische Frankrijk. Ze waren afkomstig uit het gebied rond Luik en Namen en vervingen langzaam alle Merovingers die belangrijke posten bekleedden door hun eigen Pippin gezinde ambtenaren of leden uit zijn eigen familie. Gewoon ordinair elite replacement. [4] Philip Grierson and Mark Blackburn, Medieval European Coinage, 1 The Early Middle Ages (5th-10th centuries), Cambridge, first published 1986, the digital printed first paperback version (with corrections) 2006, pp. 135-138

144 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
Post: Blog2_Post
bottom of page