top of page
Zoeken
  • Foto van schrijverHerbert Stegeman

De zwendel van de schrijvende geestelijke elite

Bijgewerkt op: 7 mei 2020


In de periode van 698 tot 847 maakte de Rijksabdij van Echternach (Epternacensis) in Luxemburg haar eerste bloeiperiode door. Het verval kwam onder de leiding van de leken abt Carloman de Blinde (874-876). Door zijn bestuur raakte de abdij ernstig in zwaar weer. Zowel financieel als moreel trad er verval in. Ze was niet meer de machtige en rijke abdij die ze ooit was. In 973 werd opnieuw de monastieke leefregel nieuw leven ingeblazen waarbij Rooms-Duits keizer Otto I het klooster opnieuw onder koninklijke bescherming nam.[1] Vanaf die tijd moesten de abten van Echternach op zoek naar inkomsten door landerijen en goederen op te eisen. Abt Thiofrid van Echternach (1089-1110) schrijft een geheel nieuwe hagiografie over hun eerste abt Willibrordus van Echternach. Deze Willibrord was tevens aartsbisschop van de Fresonen (Friezen). Hij was door de paus niet benoemd om te regeren over een vast omschreven gebied en had bezat geen bisschopszetel in een vaste bisschopsstad. Willibrord had een koninklijk goed ontvangen van de Austrasische vorst Pepijn van Herstal in het koninklijk domein Traiectum (Maastricht).[2] Pepijn was met een politiek bezig om macht naar zich toe te trekken, weg van de Merovingische koning, en weg van de paus. Pepijn en zijn familie stichtten eigenkloosters en eigenkerken. Hij veroverde nieuw grondgebied in het Noordwesten en wilde dit gebied onder zijn heerschappij krijgen. Pepijn liet Willlibrord als geestelijke in de traditio treden. Deze traditio waarin Willibrord zich begaf was een kenmerk van de vroegmiddeleeuwse overdracht tussen heer en vazal.


Tijdens deze overdracht werden een aantal symbolische handelingen uitgevoerd. Men zou kunnen spreken van een geënsceneerde macht. Door deze rechtshandeling stelde Willibrord zich onder de commendatio, onder de mond (mundeburdis) en in de bescherming van Pippin. Deze werd de beschermvoogd (lekenabt), ook al wordt deze benaming in het begin nog niet gebruikt. ‘Abbas in commendam’ werd een persoon die niet in het klooster woonachtig was en werd later door een landheer benoemd om de wereldlijke zaken te regelen en te beschermen. Deze handeling lijkt op dat van de handeling die bij gewone vazallen werd uitgeoefend, de ‘commendatio’. Hij werd geplaatst onder het gebruik van ‘se commendare’. Dit houdt in dat hij zich stelde onder de bescherming van Pippinus. Willibrord stelde zich niet onder de bescherming van de koning Sic! Willibrord genoot dus een bescherming van de hofmeier en deze schonk hem hiervoor het monasterium van Sint-Servaas en een villa, een castro met alle daarbij behorende mobiele en immobiele goederen.[3] Vanuit hier kon hij de Fresonen missioneren.


De abt van Echternach, Thiofrid maakte echter een behoorlijke uitbreiding op de hagiografie van Willibrord. De uitgebreide versie over Willibrord zijn allemaal toe te schrijven aan Thiofrid van Echternach. Hierin beschrijft hij hoe de graven van Holland 25 kerken onrechtmatig van de bisschop hadden ontvreemd. Het gebied van Holland werd eertijds West Frisia genoemd. Daarna werden er monniken uit Echternach naar Holland gestuurd om te onderzoeken welke kerken dit konden zijn. De hagiografie van Thiofrid is zeer sterk aangepast aan de behoeften van de abdij van Echternach. De monnik Alcuinus (Ealhwine) is de schrijver van de oudste hagiografie van Willibrord.[4] Deze hagiografie vermeld niets van dergelijke zaken over het bezit van Hollandse kerken. Het is Thiofrid van Echternach die dit in de vita laat opnemen. Er werd onder Theoderic van Echternach tussen 1190 en 1222 een nieuw Cartularium[5] aangelegd, het Liber aureus Epternacensis.[6] Deze regelrechte claim lokte een reactie uit van het huisklooster van de Graven van Holland, en ook van het bisdom in Utrecht. De abt en monniken van Echternach deden een beroep op de hoge ouderdom als huisklooster van de Karolingers en dat hun eerste abt Willibrord tevens bisschop van Traiectum was geweest. Hierbij waren de monniken uit Echternach vergeten dat Willibrord tot aartsbisschop van de Fresonen was gewijd zonder dat daarbij een vaste sedes episcopalis (bisschopszetel) aan hem was toegewezen door de paus.

De monnik Willibrord kon namelijk tijdens zijn wijding nog niet als bisschop van Traiectum worden gewijd. De bisschop van Tongeren was namelijk titulair nog verbonden was aan Traiectum (Maastricht). Willibrord werd een missiebisschop met de bevoegdheid van een aartsbisschop zodat hij in het nieuwe gebied kerken kon stichten. Van een bisdom of bisschopszetel in Utrecht was nog helemaal geen sprake. Utrecht bestond als plaats nog niet.[7] In Traiectum ofwel Treht was de laatste Tongerense/Traiectenser bisschop Lambertus in 696 door een vete uit de weg geruimd. Dat de hofmeijer Pippin (Pepijn) hier een hand in kan hebben gehad lijkt zeer voor de hand liggend. Hij leefde op gespannen voet met de oude bisschop van Traiectum. Ook zijn voorgangers, bisschop Theodardus, bisschop Remaclus en bisschop Amandus hadden alle drie problemen met het Traiectenser en Austrasisch establishment, ze zijn of vermoord of vertrokken.


De opvolger van Lambertus werd Hubertus die pas in 705 werd geïnstalleerd maar niet meer vanuit Traiectum regeerde en zijn bisschopsstoel overbracht naar Luik. Volgens de adbij van Echternach zou Willibrord als aartsbisschop van de Fresonen, door zijn activiteiten aldaar rechten en bezittingen hebben gehad in het gebied van West Frisia (Noord- en Zuid-Holland). Echternach dacht zo op deze wijze hierop aanspraken te kunnen maken. Deze claim lokte een reactie uit van het Gravenhuis van Holland die zich genoodzaakt voelde om zich in haar bezit te verdedigen. Het aanleggen van een nieuwe Kroniek en een nieuw Cartularium was het resultaat. Het was voor hen een bittere noodzaak om de rechten voor de Abdij van Egmond en het Gravenhuis vast te leggen. Kennemerland ofwel Kinhem stond onder invloed van West-Francië. Zodoende kregen ze bijval vanuit de kloosters in Gent. Utrecht viel in de tijd waarin deze claim werd gedaan onder de Rooms-Duitse vorst.

Zo zijn in deze periode (1170) ook de oudste Annalen van Egmond opgeschreven. Het oudste afgeschreven cartularium dat bewaard werd in Egmond werd rond 1110 – 1130 afgeschreven. Het moet een reactie zijn geweest op het sturen van groepjes monniken naar West-Frisia (Holland) door Thiofrid van Echternach. Deze werden geselecteerd om onderzoek te doen naar de verschillende kerken die daar waren zodat ze later aanspraak konden maken op kerken en goederen die zogenaamd eertijds aan Willibrord hadden behoord.

Het opvallende is dat men tijdens het schrijven en corrigeren van de annalen ervan uit ging dat de abdij van Egmond al in 940 gesticht zou zijn. De opdrachtgever heeft aangestuurd tot het schrijven van een klooster kroniek. Hierbij is het goed mogelijk dat deze opdrachtgever de abdij op perkament in haar kronieke vorm ouder te laten lijken. De 12de- en 13de -eeuwse clerici moesten wel aan het schrijven omdat Egmond in de oude Fresonse gouw Kinhem aan de kust lag, daar waar de abdij van Echternach ook haar oog op had laten vallen.


Ontginningen en een nieuwe politiek als aanleiding tot vervalsen

De abdij van Echternach wilde aanspraken maken op kerken en landerijen in de Fresonse graafschap Kinhem (Kennemerland). Dit gebied behoorde tijdens de claim voor grote delen toe aan het Gravenhuis van Holland. De woeste grond en het veengebied werd daar gekoloniseerd en ontgonnen door de monniken die vanuit de Gentse abdijen waren gekomen met hun kennis van het ontginnen en bepolderen.[8] De invloed vanuit West-Francië (Frankrijk) op de edelen in het Frankische-Fresonse gebied (Zeeland en Holland tot aan Kinhem) was sterker dan die vanuit Oost-Francië (Duitsland). De grote ontginning van de oude veengebieden was daarmee in de 11de eeuw gestart. Eerst werd er rond de oude nederzettingen ontgonnen en het veen afgestoken. De mens had tot rond het jaar 1000 voornamelijk op de duinen en de hoger gelegen afzettingen (oeverwallen) in het mondingsgebied van de Maas en Rijn gewoond. Daarbuiten lagen de grote moerige veengebieden. Deze veengebieden lagen zo’n een tot drie meter boven het zeeniveau. Het eerste gebied wat werd ontgonnen was het gebied het noorden van de Oude Rijn en bij Vlaardingen, Overschie en de Rotte en het gebied vanaf de Maasvlakte. In de eeuw daaropvolgend het gebied rondom Delft en Pijnacker. Rond 1200 begon men aan het veen ten zuiden van de Oude Rijn.

Om het ontginningsgebied te beschermen werden dijken aangelegd. Deze voormalige woeste grond viel van oorsprong onder de koning. In deze woelige periode lagen de regerende vorsten van West-Francië en Oost-Francië met elkaar overhoop over het bezit van het voormalige koninkrijk Lotharingen. De macht van de West-Frankische koning brokkelde steeds verder af. De koning probeerde het gebied van Lotharingen in zijn bezit te krijgen en ondersteunde de Lotharingse edelen die opstandig waren tegenover de koning van Oost-Francië. Om een beeld te krijgen van de instabiele situatie van alle landen en hoe onrustig de politieke situatie was wil ik een uitgebreid verslag geven van de begin jaren van de 10de eeuw. Hierdoor krijgt men als lezer een breder inzicht in de sociale-, politieke- en culturele verhoudingen. Ontginningen bracht nieuw land met zich mee en nieuwe inkomsten en opbrengsten. Dit bleef bij heersende vorsten, bisschoppen en abten niet onopgemerkt. Een reden voor de Abdij van Echternach om in het bisdom Traiectum te komen claimen.


[1] MGH Diplomata [Urkunden] (DD OI), nª 427, pp. 580-581 Otto I was naast Room-Duits Keizer (962-973) ook Koning van Duitland (936-973), Koning van Italië (961-973) en Hertog van Saksen (936-961). Zijn bijnaam werd later Otto Magnus ofwel Otto de Grote. Otto trad hiermee in de traditie van zijn Karolingische voorgangers. [2] MGH Scriptores [Geschichtsschreiber] Scriptores (in Folio) 23: [Chronica aevi Suevici], I. Ex vita sancti Willibrordi auctore Thiofrido Abbate, pp. 23-30 [3] […] una cum mansis terris. casis. domibus, aedificiis, accolabus, litis, mancipiis, campis, pratis, pascuis, siluis, aquis, aquarumque decursibus, greges cum pastoribus utriusque generis sexus, mobilibus et inmobilibus, totum et ad integrum[…] Vlg. Afschrift laatste kwart 11de eeuw, London, British Museum, ms. Cotton Tiberius C XI. Nº. 1 [4] Ealhwine (Alcuinus) (735 – 804) MGH Scriptores [Geschichtsschreiber] Scriptores rerum Merovingicarum (SS rer. Merov.) 7, pp. 81 – 141. Hij kende de werken van de monnik Bede (Baeda) (672 – 735) welke een tijdgenoot was van Wilibrord (658 – 739) [5] Otto Meyer, Renate Klauser (Hrsg.): Clavis mediaevalis. Kleines Wörterbuch der Mittelalterforschung. Harrassowitz, Wiesbaden, 1962, p.139. Cartularium is een Kopieboek of Chartular (van het latijnse copiarium/ cartularium). Het is een bron die teksten van oorkonden uit de middeleeuwen in afschrift heeft opgenomen. Als aandachtspunt voor de bronkritiek kan men stellen dat een Cartularium of Kopieboek als vervanging van verloren gegane uitgevaardigde originelen is. Ze worden gezien als vervanging, maar men moet in aanschouw nemen dat ze niet meer aan de echtheidscriteria voldoet. Omdat ze werden gebruikt in de archieven van bijvoorbeeld kerken of kloosters moet men in ogenschouw nemen en veronderstellen dat er opzettelijke vervalsingen in aanwezig zijn of kunnen zitten. [6] Gotha, Forschungsbibliothek, codex membranus I 71, (Liber aureus Epternacensis), (Eind 12de eeuw, 1191) [7] Het gebied Utrecht was in de periode van Willibrord geen bisdom. Het bestond daar nog niet als naam. Er bestond aldaar nog geen klooster, kerk, kathedraal of bisschopsstoel. Utrecht of zoals de naam vanuit het Frans was gevormd Du Treht heeft haar doublure meegenomen vanuit Treht of Trecht (Maastricht). In het nog te verschijnen artikel du Treht (Maastricht) zal ik dit uiteenzetten. [8] Het gebied tussen Gent en Sint-Omer in Noord-Frankrijk bestond eertijds ook uit grote moerige gebieden die bepolderd werden. De techniek van het bepolderen was al langer bekend bij de kloosterlingen uit het Gentse.

39 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Proloog

Post: Blog2_Post
bottom of page